TU Delft
Faculteit Bouwkunde
De geschiedenis van de faculteit Bouwkunde gaat terug tot 1900. De dag na kerst van dat jaar ontving de minister een brief van de Raad van bestuur van de Polytechnische School te Delft. Deze brief moest een eerste aanzet zijn om te komen tot een verbetering van het bouwkundig onderwijs. Vijf maanden later werd Bouwkunde een zelfstandige afdeling van de Polytechnische School. Bouwkunde was tijdens deze verzelfstandiging ondergebracht in panden aan de Oude Delft 89 en 91. De Polytechnische School was op dat moment nog maar een kort leven beschoren. Vier jaar later werd de Polytechnische School namelijk veranderd in de Technische Hogeschool Delft.
...Bouwkunde kreeg voorlopig geen nieuw gebouw, maar mocht in 1932 wel verhuizen naar een ruimer onderkomen op de Oude Delft 39a, het voormalige magazijn van militaire kleding en uitrusting. Pas in 1955 besloot men om een nieuw gebouw in de Wippolder te bouwen om Bouwkunde op die manier te integreren met de andere afdelingen die zich eveneens in de Wippolder zouden gaan vestigen. In mei 1956 schreef men een prijsvraag uit voor het maken van een ontwerp voor de faculteit der Bouwkunde. Deze prijsvraag stond open voor alle hoogleraren die het vak architectuur , met inbegrip van het vak binnenhuisarchitectuur, doceerde of gedoceerd hadden aan de faculteit. Bij het uitschrijven van de prijsvraag werd uitgegaan van een capaciteit van 700 studenten. De situering waarop dat moment uitgegaan werd was de plek waarop tegenwoordig het gebouw voor de faculteit der Elektrotechniek staat.
...Op de sluitingsdatum, 1 september 1956, waren er vier plannen binnen. Het waren de plannen van ir. J.H. van den Broek, G.H.M. Holt, M.N. Lansdorp en ir. C. Wegener-Sleeswijk. Dezelfde heren vormden samen met adviseurs van verschillende secties op Bouwkunde tevens de jury die de plannen beoordeelde. Op 11 juni 1957 werd het plan van Van den Broek als beste aangewezen.
...In de zomer van 1970 kwam het nieuwe gebouw voor Bouwkunde uiteindelijk gereed. Van de Broek schreef in 1971 over het gebouw: "Concluderend mag worden gesteld dat het functionele beginsel van het onderwijsprogramma heeft geleid tot de bouwkundige vorm." Bakema vulde dit als volgt aan: "Er is voor een bouwvorm gekozen die als volgt kan worden omschreven: een geleidelijke overgang van de algemene (publieke) omgeving naar de meer specifieke (privé) gebruiksruimte. Deze overgang wordt gevormd door een soort straat, die op de begane grond zoveel mogelijk open is naar de omgeving. In deze straat staan elementen die ook buiten zouden kunnen staan, zoals telefooncellen, plakzuilen en borden. Er is toegankelijkheid naar terrassen om bijvoorbeeld ’s zomers buiten te kunnen zitten. De straat biedt toegang naar zoveel mogelijk voor alle dienstbare ruimten zoals vergaderkamers, bestuurskamers, aula, kantine, bibliotheek, administratie, algemene vormstudie, kunstgeschiedenis en studentenorganisatie. Boven deze straat torent de hoogbouw met de meer genormaliseerde ruimten in de vorm van kamers en zalen. Aan elke kant van het gebouw zijn op elke hoofdverdieping terassen; balkons voor groepen die 's zomers buiten willen werken."
...Het Bouwkunde gebouw is een modern, functioneel en sober gebouw dat aansluit bij de opvatting dat architectuur de geïndustrialiseerde maatschappij moet erkennen. Zijn kwaliteit schuilt dan ook niet in de ambachtelijke arbeid, maar in de toepassing van gerationaliseerde produktiemethoden.
De "straat" op de beganegrond werkt in die zin dat het werkelijk een ontmoetingsruimte is geworden waar mensen zitten, binnenkomen, eten, luieren, discussiéren etc. De verdiepingen worden daarentegen soms als benauwend ervaren door het zware, grijze beton dat overal in het zicht is gelaten in het kader van de toen zo gewaardeerde eerlijkheid van materiaal en constructie. Bouwkunde is een inzichtelijk en flexibel gebouw dat nog steeds wordt gewaardeerd, zowel om zijn functionaliteit als om zijn ruimtelijkheid.
|